De aanleg van de nieuwe waterlinie tussen Bergen op Zoom en Steenbergen (thans de West Brabantse Waterlinie genoemd) vond plaats op initiatief van de Staten van Zeeland en Holland. De redenen waren: het beschermen van Zeeland en de vaarweg tussen Dordrecht en Middelburg alsmede het versterken van het noordelijk front van Bergen op Zoom. Voor de bouw van de verdedigingslinie werden door Frederik Hendrik onder leiding van kolonel Pijnssen van der AA ongeveer 3.500 man ingezet. Een van de forten van de linie, Fort Pinssen, werd naar hem vernoemd.

inundatiegebieden1

Kenmerkend voor de verdedigingslinie was dat het waterniveau in de gebieden die onder water werden gezet voor het eerst beheerst werd via dammen, dijkjes en sluizen.

Een tweede noviteit was dat voor het onder water zetten zowel zoutwater uit het Volkerak als zoet- water uit de diverse beekjes ten  zuiden van Bergen op Zoom gebruikt werd. Zie afbeelding >>>
Het gebied dat met zoutwater werd geïnundeerd heette het Halstersch en Oudlandsch Laag en lag ten noord-oosten van Halsteren.
Aan de zuidzijde van deze twee voormalige turfwingebieden op de grens van de zogenaamde “Brabantse Wal” werden op enkele hoger gelegen delen drie aarden forten gebouwd: Fort de Roovere, Fort Pinssen en Fort Moermont. Deze forten en de inundaties er omheen moesten de doortocht van de vijand onmogelijk maken. Het gebied ten zuiden van Fort de Roovere werd met zoetwater geïnundeerd. Het water uit de Zoom inundeerde het gebied ten oosten van de drie forten en het oostelijk front van de vestingstad Bergen op Zoom.Om te garanderen dat de Zoom genoeg water toe zou voeren werd deze verbonden met een aantal hooggelegen vennen, die met een dijk werden omgeven. Tussen de Kleine Melanen en De Meeren, ten oosten van Fort Pinssen, kwam een gracht (“doorsnijdinghe”) die het waterfront compleet maakte.

Ten noorden van de vesting Steenbergen werd in 1627 het bestaande verdedigingswerk, de Leur Schans, versterkt en kreeg de naam Fort Henricus. Dit fort moest de zoutwatertoevoer en Steenbergen beschermen. Bij de inundatiesluis kwam in 1628 een toren of redoute (kleine veldschans) en bij de monding van Steenbergse haven kreeg Fort Henricus hoornwerk dat met de vesting Steenbergen verbonden werd door een retranchement (een afsnijding door middel van een wal of een muur) met drie bastions.
In 1628 begon men met de extra versterking van de vesting Steenbergen: een nieuwe omwalling met zes bastions, een hoofdgracht en een contrescarp. Onder Steenbergen werden enkele polders door kadijken verkleind: dit betrof de latere Verdronken Aanwas en het Verdronken Westland. Daardoor werd het mogelijk om deze polders deels te inunderen en het grootste deel van de polders voor inundatie te sparen. Dit was ook belangrijk om de benodigde hoeveelheid water te beperken.

In 1631 gebruikte het Staatse leger het door de linie beschermde gebied (ten westen van de waterlinie) door daar extra manschappen te legeren. Dit met de bedoeling dat deze bij een aanval van Zeeland door een Spaanse vloot bij landing de Spaanse troepen zouden kunnen tegenhouden. Dat lukte wonderwel want de grote “Slag in het Slaak” werd een fiasco voor de Spanjaarden.
Vijf jaar later bleek de waterlinie toch zwakke plekken te vertonen. Het was de Spaanse troepen namelijk gelukt met meegebrachte schuiten in de omgeving van Dassenberg het inundatiegebied over te steken en achter de waterlinie te komen. De linie werd meteen versterkt met een aantal redoutes bij Steenbergen en de redoute Blijenburg tussen Bergen op Zoom en Fort Moermont. Waarschijnlijk ontstond toen ook de Slikredoute ten noorden van Fort de Roovere.

Print Friendly, PDF & Email